maandag 20 juli 2009

in de beslotenheid van het eigen wezen

Adrianus Henricus Deits, geboren 15 juli 1935, overleden (gevonden) 11 juli 2009 te Rotterdam.

Algemene begraafplaats Crooswijk, vrijdag 17 juli 2009 om 09.30 uur

Dichter van dienst: Daniël Dee

Op vrijdagochtend is het mooie zomerweer omgeslagen. Op weg naar de algemene begraafplaats in Crooswijk is de lucht grijs en het miezert zo nu en dan.

Een paar dagen daarvoor belde dichter Rien Vroegindeweij mij met de vraag of ik een gedicht kon schrijven voor een eenzame uitvaart. Van de overledene, de heer Diets, is nauwelijks iets bekend. De summiere informatie die ik krijg behelst niet meer dan zijn adres, zijn geboortedatum en de dag dat hij dood in zijn woning is gevonden. Er worden geen nabestaanden gevonden en er is verder ook niemand die zich meldt. Adrianus Henricus Deits is 74 jaar oud geworden. Zijn hele levenswandel is één groot vraagteken.

Voor de poort op de Kerkhoflaan 1 maak ik kennis met Egbert op 't Ent die samen met twee vrouwelijke collega's van het team WOL (Wet Op de Lijkbezorging) van SoZaWe een kijkje komen nemen bij de eenzame uitvaart. De namen van Egbert's collega's vergeet ik direct. De vrouwelijke uitvaartleider arriveert vlak daarna en stelt zich ook voor. Ook haar naam vergeet ik direct. Het zal te maken hebben met het gegeven dat ik lichtelijk gespannen ben. Hoewel ik de heer Deits niet heb gekend is er een uniek mens overleden en ik wil mijn afscheidsgedicht zo waardig mogelijk ten gehore brengen. Daar ben ik volledig op geconcentreerd zodat andere omgevingsfactoren nauwelijks doordringen.

Wanneer de lijkwagen arriveert breekt de zon plots door. De hele dienst zal zij blijven schijnen en wordt de temperatuur zelfs aangenaam. Na de dienst zal het weer gaan miezeren.

Gevieren volgen wij de lijkwagen naar de laatste rustplaats van dhr. Deits. Voor de wagen lopen de uitvaartleider en de dragers. De kiezelstenen op het pad knerpen onder onze schoenen en onder de banden van de wagen. Verder is het op de begraafplaats stil en groen. Bij het graf aangekomen tillen de vier dragers de kist in het openstaande graf, buigen en vertrekken. De uitvaartleider, de drie WOL-medewerkers en ik gaan om het graf staan. Ik lees mijn gedicht voor.

Een laatste groet

Bij het overlijden van de heer Deits (15-07-1935 – 11-07-2009)

zo verglijden de dagen soms zon veel regen en altijd wind
mensen ontmoeten elkaar in deze stad of raken elkaar kwijt
aarde, wind, vuur en water blijven kalm in hun element

van de wieg tot het graf kan een hoop gebeuren
wie heeft weet van een ander wie moet er weet van hebben

in de beslotenheid van het eigen wezen zijn wij allen alleen
tot het onvermijdelijke moment dat iedereen zal treffen

de tijd blijft verstrijken voor de overblijvers
alsof er niet een mens alles en voorgoed
meenam aan dromen herinneringen en verlangens

de woorden zijn voltooid of voorgoed verborgen
alleen het water het vuur de wind en de aarde
vertellen de waarheid


'Meneer Deits, rust zacht,' zegt de uitvaartleider waarna er een moment stilte in acht wordt genomen.

Na afloop gaat Egbert op 't Ent met zijn collega's nog bij een ander graf langs. De uitvaartleider vertelt me dat het nooit routine wordt om een mens te begraven, terwijl we naar de uitgang wandelen. Bij de poort van de begraafplaats staat mijn vrouw en gezamenlijk gaan ook wij nog even bij een overleden vriendin op bezoek.

© verslag en gedicht Daniël Dee

maandag 29 juni 2009

sta ik zo vragend bij uw dood

Johannes Jakobus van der Haak, geboren 12 mei 1923 te Rotterdam, overleden 23 juni 2009 te Rotterdam

Algemene begraafplaats Crooswijk, vrijdag 26 juni om 10.00 uur.

Dichter van dienst: Hester Knibbe

Wanneer is iemand eenzaam? Terwijl men wereldwijd rouwt, men elkaar met veel gevoel voor tragiek sniffend in de armen valt vanwege de dood van Michael Jackson, vorm ik in mijn eentje de stoet die Johannes Jakobus van der Haak naar zijn laatste plaats vergezelt. De zon schijnt, er zijn vier keurige heren in het zwart die de auto het kerkhof op begeleiden om vervolgens de kist op de baar te schuiven en naar een graf in vak U te rijden. De dame die de leiding heeft, schikt nog even zorgzaam het lint met Gemeente Rotterdam dat aan het bloemstuk met witte rozen is bevestigd. Zoveel is zeker, zelfs een sloeber die bij leven van straat wordt geschopt, krijgt hier een ordentelijke uitvaart.

24 uur ervoor had Rien Vroegindeweij mij gevraagd “dichter van dienst” te zijn. Van de man waren alleen geboorte- en sterfdatum bekend, meldde hij, van zijn leven daartussen niets. Behalve dan dat hij enig kind was, nooit scheen te zijn getrouwd en dat hij de laatste paar weken van zijn bestaan had doorgebracht op de palliatieve afdeling van het Verpleeghuis Antonius Binnenweg in Rotterdam. Het was een vriendelijke, rustige man die erg op zichzelf was, werd daar van hem gezegd. Was hij eenzamer dan Michael Jackson die het maar niet met zichzelf kon vinden?

Hoe schrijf je een gedicht over iemand van wie je niets weet, waarbij je je zelfs geen gezicht en gestalte kunt voorstellen? Het is als met een woord waar je maar niet op kunt komen: je gaat omschrijven, je probeert je een basaal leven voor te stellen, je probeert daar wat hoogte- en dieptepunten in te forceren. Maar zelfs die hullen zich in grijstinten.
Misschien had ik de man in mijn gedicht van een tweede leven moeten voorzien, eentje met glamour, reizen en veel feest, hem een soort popidoolstatus moeten aanmeten: beter laat dan nooit.
Misschien dat ik het een volgende keer ook ga doen, dat ik zo’n anoniem bestaan optil naar het niveau van een Olympus. Immers, elk mens zou geschapen zijn naar het beeld van een god.


Bestaan

Voor Johannes Jakobus van der Haak
12 mei 1923-23 juni 2009


Wie wordt geboren weet van leven niets
telt nog geen uren dagen jaren, maar bestaat alleen
uit slaap en schreeuw om moederborst. Wie

opgroeit droomt: ik ben het vorstelijk begin
van iets dat iedereen verbazen zal, ik word
de spil van het heelal en als ik doodga moet
een lange stoet mij treurend uitgeleide doen. Wie

groot is dorst naar al het grootse dat hem nog
ontglipt, een liefde die maar niet, en houdt voor alle
zekerheid het klein vertrouwde bij de hand, is doende
voor de kost, een huis, wat centen op de bank.

U had een moeder, zij wellicht haar fantasie:
mijn enig kind dat zeer geslaagd, vijf dochters
en zes zonen hebben zal, een elftal dat rumoerig
op bezoek morst met mijn frisdrank, koek

mijn goede raad. Maar soms staat iemand op zichzelf
en heeft daaraan genoeg. Wellicht zat het alleenzijn u
behaaglijk als een oude kamerjas, een tweede
huid en trok u die bij voorkeur

rustig met de eerste uit. U kent mij niet en ik
weet van uw leven niets. Had het de saaiheid van
een pasgemaaid gazon waarin geen spriet frivool
het mes ontsprong of was het nu en dan een wilde

bloemenzee? Als afgezant van ieder die nog mee
en moet, sta ik zo vragend bij uw dood, bij u:
een man die bijna anoniem de ogen sloot.


© Hester Knibbe voor verslag en gedicht

zondag 3 mei 2009

Dag. Rust zacht meneer.

Willem Gerrit Niesen, geboren 20 maart 1946 te Schiedam, overleden 8 april 2009 te Rotterdam.

Algemene Begraafplaats Crooswijk, maandag 20 april 2009

Dichter van dienst: Ester Naomi Perquin

Op een mooie, zonnige maandagochtend brengen we Willem Niesen naar zijn graf op Crooswijk. De hele natuur op deze uitzonderlijk mooie begraafplaats blaakt van leven, van nieuw leven, van ontluiken en bloeien. The yearly trick of looking new, schreef Philip Larkin. Maar wel een geslaagde truc.
Willem Niesen stierf aan een hartstilstand, zoals de dokter constateerde. Hij heeft vermoedelijk twee dagen dood in zijn huis op Katendrecht gelegen. De formele gegevens luiden dat hij alleen leefde, nooit getrouwd is geweest, geen kinderen, broers of zussen had.
Maar voor een eenzame uitvaart is het onverwacht druk bij de ingang van de begraafplaats, waar we op de lijkauto wachten. Want een twaalftal vrienden uit zijn stamcafé De Pijp op Katendrecht is gekomen om afscheid te nemen van hun ‘Billy’, zoals hij aldaar bekend was. Zeeman was hij geweest, een aardige man, altijd een vriendelijk woord voor iedereen. Het verdriet om zijn heengaan is zichtbaar. Er liggen vier prachtige kransen op zijn kist met linten waarop hun namen staan vermeld, woorden van afscheid, een laatste groet.
Ester Naomi Perquin leest haar gedicht met heldere stem, of zoals ze later zelf zei ‘met mijn hoge ademhaling tussen de lentegeluiden en het gesnater van de eenden’

Willem Gerrit Niesen - gestorven op Katendrecht, april 2009.

U woonde op een eiland in de stad. De maten zijn hier onbekend
(wat is de omtrek van een mens, u was hooguit één tachtig lang
en zestig centimeter breed misschien en soms, wanneer u
iemand sprak een enkel uur iets meer dan dat).

Ik moet preciezer zijn. U woonde op een eiland op een eiland
in de stad. Geen vrouw, geen kind, een huis, een lichaam
en een hart. Herinnering: eerste slag, laatste slag.
Nu is het op. Er paste maar één leven in.

Misschien heeft u de rest geweten. U heeft toch vijftien jaar
de schepen zien passeren, als het maar even zonnig was,
als u naar buiten ging, dan heeft u aan de rand gestaan,
en waar de haven rond het eiland spoelde,
u heeft ernaar gekeken en bedacht -

Maar wie u was, het gaat geen mens wat aan. Niet meer.
Wij zijn een plaatsvervangend misverstand.
Ik schrijf u toe vanaf de overkant:
Dag. Rust zacht meneer.

De vrouw van de kroegbaas legt een foto van Billy op de kist. Ze heeft een CD van Buddy Holly meegebracht. De uitvaartleider stopt hem in de funeraire gettoblaster en dan zingt Buddy: That’ll be the day - when you say goodbye / that’ll be the day - when you make me cry / you say you’re gonna leave - you know it’s a lie cause / that’ll be the day when I die.
Stilte. Er zijn desgevraagd geen andere sprekers. Het optreden van ‘de eenzame uitvaart’ wordt zeer gewaardeerd. Ester wordt bedankt voor haar mooie gedicht. De stamgasten gaan terug naar Katendrecht, om in De Pijp hun vaarwel aan Billy met een borrel te bekrachtigen.

© gedicht Ester Naomi Perquin © verslag Rien Vroegindeweij

van wat er ons uiteindelijk te weten valt.

 
Posted by Picasa

I.M. Jozef Hendrikus Fontein, geboren 12 augustus 1930 te Rotterdam, overleden 4 januari 2009 in het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam.

Algemene Begraafplaats Crooswijk, dinsdag 13 januari 2009

Dichter van dienst: Menno van der Beek

Van de overledene is hoegenaamd niets bekend. Hij was ongehuwd, ouders en enige halfbroer overleden en geen verdere familie. Hij woonde alleen, ‘als een kluizenaar’ in een buurt in Rotterdam-Hillegersberg, in een straat die naar Apollo is genoemd, Griekse god van de kunsten en wetenschappen, het licht en de geneeskunde. Wie weet heeft dat hem geïnspireerd om zijn lichaam ter beschikking van de wetenschap te stellen. Maar de wilsbeschikking bleek ongeldig te zijn.
Op 30 december 2008 werd Jozef Hendrikus Fontein opgenomen in het Sint Franciscus Gasthuis, waar hij op 4 januari 2009 overleed. Zijn stoffelijk overschot werd tot nader order in het mortuarium van het ziekenhuis opgeborgen. Maar omdat niemand het lichaam opeiste werd de dienst Wet op de lijkbezorging ingeschakeld, die vervolgens de firma Goetzee Uitvaartverzorging de opdracht gaf ‘tot regeling van een begrafenis op de Algemene Begraafplaats Crooswijk.’ Dag en tijd werd vastgesteld op dinsdag 13 januari 2009, om 09.30 uur.
De beurt is aan Menno van der Beek om een gedicht te schrijven en aan het graf te lezen. Ik mail Anne Vegter, de volgende op de lijst van onze Poule des doods, met de vraag of ze mee wil te lopen, om te oefenen als het ware, maar zij is jarig en ziek. Ester Naomi Perquin is ook grieperig maar zij denkt dat ze dinsdag wel beter is.
Het is drukker in de stad dan ik op deze vroege ochtend had verwacht. Als ik bij de begraafplaats aankom zie ik de lijkauto met de drager nog net een pad inslaan. Ik haast me de ‘stoet’ in te halen. Menno en Ester lopen in het zwart gekleed achter de wagen. Dan volgt het ritueel waar ik langzamerhand aan gewend begin te raken. De dragers nemen de kist op en lopen op een teken van de uitvaartleider in gelijk tred naar het graf. Als ik de scherpe rand van de kist op hun schouders zie, denk ik altijd dat de verpakking zwaarder is dan de inhoud. Maar het is hun werk. Het graf is in gereedheid gebracht. Jozef Fontein is de eerste van de drie mensen die in deze kuil komen te liggen. Alvorens Menno zijn gedicht leest, slaat hij een kruis en na de lezing nog eens. Ik vraag me af of dat wel gepast is, want het kan zijn dat de overledene niet godsdienstig was of misschien zelfs een papenhater. Anders was er wel een priester aanwezig geweest. De kist zakt langzaam met de bloemen van de Gemeente Rotterdam en het bosje witte rozen dat Menno er op heeft gelegd. In een sloot aan de rand van het kerkhof struikelt een reiger over een stuk ijs dat verraderlijk boven het smeltwater uitsteekt. De vrieskou is uit de lucht. Het begint zachtjes te regenen.

*

Jozef Fontein wilde zijn lichaam geven
ten bate van de wetenschap. Dat is geweigerd:
de alledaagse wetenschap zal hem niet krijgen
omdat het formulier niet juist is ingeleverd.

Maar, deze afwijzing berust op een vergissing
en doet ook niet ter zake. Want dit is
de enige en algemene kennisgeving
bij het begin van een gedurfd experiment –

U laat het lichaam achter. En ons allemaal
en u neemt alle tijd. Omdat u bezig bent:

u dient de wetenschap. U hebt de stap gezet.
U weet nu hoe het is. En wij weten dat niet.

Wij staan hier maar verdrietig. U weet bijna alles
van wat er ons uiteindelijk te weten valt.

[coda]

Met deze nieuwe wetenschap laten wij hem
dan nu alleen. En Dona Eis Requiem.


© gedicht Menno van der Beek © verslag Rien Vroegindeweij

in einem Himmel nur mit Liebe.

De heer Kurt Wilhelm R. (Riecken) geboren te Kiel, Duitsland, 2 september 1934, overleden te Rotterdam, 29 oktober 2008 te Rotterdam.

Begraafplaats: Algemene Begraafplaats Crooswijk, donderdag 13 november 2008, 11.00 uur.

Dichter van dienst: Hester Knibbe

Op maandag 10 november meldt Peter Boertjes van de Dienst Stedelijke Zorg, afdeling WOL (Wet op de Lijkbezorging) telefonisch de dood van de heer Kurt Wilhelm R., die voor een Eenzame Uitvaart in aanmerking komt. Een man van 74, Duitser van geboorte, maar al heel lang woonachtig te Rotterdam.
Kurt Wilhelm R. verbleef al ongeveer een half jaar in verzorgingstehuis De Provenier, maar hij had zijn woning in Rotterdam-West nog aangehouden. Daar had zijn bovenbuurman hem een dag tevoren in de portiek aangetroffen. Hij wilde wat spullen ophalen en zou twee dagen in zijn huis blijven. Maar hij was zo uitgeput dat hij niet in staat was de trap naar zijn woning te beklimmen. De buurman heeft hem naar boven geholpen en de volgende dag herhaaldelijk bij hem aangebeld en op de deur gebonsd. Nadat de buurman het verzorgingstehuis had ingelicht, is de politie gewaarschuwd die de deur heeft open gemaakt. In de woning troffen zij Kurt Wilhelm R. levenloos aan, in elkaar gezakt op zijn rollator. Op een deur vond men een briefje waarop stond welke mensen van zijn overlijden in kennis moesten worden gesteld. Er bleken nog een zus en een zoon in Duitsland te zijn. Maar zij hebben laten weten niet voor de begrafenis naar Rotterdam te komen.
Ik heb Hester Knibbe gebeld, dichter van dienst voor deze derde Eenzame Uitvaart in Rotterdam, en Menno van der Beek, de volgende op rij in de poule des doods. Om te ervaren hoe het is om een eenzame uitvaart te verzorgen. Als ik aankom, rijdt de lijkwagen net de toegang naar de begraafplaats op. Hester en Menno staan te wachten. Ook de buurman en twee medewerkers van het verzorgingstehuis zijn aanwezig. Met elkaar vormen we toch nog een stoet van vijf personen. De week daarvoor was ik bij een begrafenis waarvoor honderden mensen zich in een kerk hadden verzameld en met het Adagietto uit de 5e Symphonie van Gustav Mahler werden verwelkomd. Nu begeleidt de stilte op het altijd weer prachtige kerkhof Crooswijk ons naar het pas gegraven graf.
De uitvaartleider vraagt of we willen dat in onze aanwezigheid de kist zakt. Hester leest haar gedicht en legt het daarna op de kist, twee bloemen worden erbij gelegd. Dan zakt de kist in de diepe kuil, voor een stapeling van drie, waarvan onze dode de eerste is.






In memoriam Kurt Wilhelm R.

Geboren in Kiel waarop bommen vielen toen u
een kind was. Kwam ausgerechtnet naar deze stad
waarop bommen vielen toen u een kind was.

We hebben elkaar nooit ontmoet, maar ik denk ons
samen aan tafel en vraag nieuwsgierig waarvan u
droomde: Weltmeister worden misschien in turnen of
meisjes vermurwen? En hoe gaat zoiets dan, hoe beland je

waar bijna niemand je groet, alleen nog een buurman
die vraagt hoe het er voorstaat vandaag of iemand die
langskomt van de verzorging. En wat als trap op trap af
almaar moeilijker gaat, als zoonlief niet belt, je zus

je niet even opbeurt in je moedertaal? U mompelt iets over
geleidelijk: weer iemand weg, Hund tot. Dan: ik merkte hoe
krap en tegelijk veel te groot mijn huid, heel dat leven om me
heen hing. Mit Schmerz in der Welt, er al afgeschopt nog voor

die andere pijn mijn hart implodeerde. Ik knik, noteer
ondertussen: hier zitten we, schmalzen, schlürfen und schmieren
en kunnen het lijf dat ons inhoudt niet in- en uitlopen. Zo schrijf ik
al pratend met u deze afscheidsbrief uit naam van wie leeft

en die ik u meegeef, die spoedig van het papier lekken zal.
Mein lieber Herr Riecken, ik schud u de hand. Laat het
u ginds rianter vergaan, in einem Himmel nur mit Liebe.


© gedicht: Hester Knibbe © verslag: Rien Vroegindeweij

Een verscheiden om stil van te zijn

 
Posted by Picasa


De heer Paulus Johannes Pijs, geboren te Rotterdam, 3 mei 1949, overleden te Rotterdam, 2 augustus 2008 te Rotterdam.

Begraafplaats: Algemene Begraafplaats Crooswijk, donderdag 7 augustus 2088, 10.30 uur.

Dichter van dienst: Daniël Dee


Ik moet even nadenken als ik Peter Boertjes van de SoZaWe Rotterdam, afdeling Stedelijke Zorg, aan de telefoon krijg. Want het is bijna een jaar geleden dat ik met Frank Starik van de Stichting De eenzame uitvaart bij de SoZaWe Rotterdam aan tafel zat en het contract voor het verzorgen van eenzame uitvaarten in Rotterdam werd getekend. In november 2007 deed ik, als coördinator, de eerste Rotterdamse eenzame uitvaart. En nu, tien maanden later, meldt Boertjes de dood van de heer Paulus Johannes Pijs.
Over dezelfde periode werden in Amsterdam 16 eenzame uitvaarten verzorgd en in Den Haag 11. Is daaruit de eenvoudige conclusie te trekken dat er in Rotterdam minder in totale eenzaamheid wordt gestorven en begraven dan in de andere grote steden van ons land? Wonen er in de grote havenstad Rotterdam minder mensen sans famille dan in de grote cultuurstad Amsterdam of in het diplomatendorp Den Haag? Of is de sociale samenhang in Rotterdam groter en is er altijd wel een vriend, een kennis of een buur die de overledene naar zijn laatste rustplaats wil begeleiden? Of komt het omdat er in Rotterdam minder dichters wonen?
Ik vraag Daniël Dee om deze eenzame uitvaart te doen en mail hem de summiere gegevens over de overledene die zich, merkt Daniël later op, als een Vaandrageriaans gedicht laten lezen: “Het betreft een alleenstaande (nooit getrouwd geweest) Nederlandse man. Enig kind en beide ouders zijn overleden. Overledene is liggende in de keuken aangetroffen door de politie (de politie was op verzoek van de buren gaan kijken). Heeft enige tijd gelegen. Er liep nog water uit de kraan. Volgens info was hij alcoholist.” Ik vraag Hester Knibbe, nummer drie op de lijst van de “Poule des dood”, of ze mee wil gaan om te zien hoe een en ander in zijn werk gaat.
Gedrieën wachten we op donderdag 7 augustus, even voor half elf, op de lijkwagen met het stoffelijk overschot van de heer Pijs. De rouwkrans van de Gemeente Rotterdam ligt traditioneel op de kist. Het is een sombere grijze ochtend, er zou die dag 44,6 millimeter hemelwater op Rotterdam vallen. Maar als we achter de lijkwagen naar het graf lopen, hoeven de parapluis niet te worden uitgestoken. In zijn zwarte lange leren jas leest Daniël zijn gedicht voor Paulus Johannes Pijs:

De geboorte, waar alles mee begint, wordt niet voor niets
een wonder genoemd. Hoe is het ook te bevatten, dat kleine
en bescheiden leven in de armen van een moeder?

Zoals de dood evengoed door niemand te doorgronden is,
een onbegrijpelijke schrikbeeld dat beter niet echt kan bestaan.
Een nachtmerrie die men liever voor zich uit schuift.

Meneer Pijs, ik weet niet wie u was, hoe uw dag eruit zag
of de rest van uw bestaan, die korte, rumoerige periode tussen twee punten.
Maar er is sowieso niet zoveel dat ik weet van geluk, dromen of wensen.

Ik word hier aan u opgedrongen zoals eerder al de dood.
Waar ik ook niets van begrijp. Als ik zo vrij mag zijn
dan hoop ik dat het nu zoveel meer is dan u hoopte.

Onze stad was de afgelopen dagen vol leven, weinig gracieus in al zijn hectiek.
Het is nog volop zomer, hoewel de eerste, volle bomen hun bladerpracht beginnen
te verliezen, voorzichtig loslatende blaadjes. Afscheid nemen duurt een leven lang.

Zo verstrijkt de tijd als gewoonlijk en alles is er nog. En dat zal voorlopig
wel zo blijven. Ook als er iemand tussenuit is gepiept, klein en bescheiden.
Een verscheiden om stil van te zijn.


© verslag Rien Vroegindeweij (© gedicht Daniël Dee)

De onontkoombare tijd die alleen u toebehoorde.

 
Posted by Picasa
(foto: John van Tiggelen)


De eerste 'eenzame uitvaart' in Rotterdam

Albertus Antonius de Blauw, 13 januari 1933, Rotterdam - 5 november 2007. Rotterdam
Uitvaart : woensdag, 14 november 2007, Begraafplaats Crooswijk, 9.30 uur - dichter van dienst: Rien Vroegindeweij

Omdat dit de eerste uitvaart in Rotterdam is die volgens de samenwerkingsovereenkomst SoZaWe & Stichting de Eenzame Uitvaart door een dichter zal worden bijgestaan, zal ik als coördinator voor Rotterdam als eerste dichter van dienst optreden. Op vrijdagochtend 9 november 2007 krijg ik de telefonische melding van heer P. Boertjes van de afdeling Stedelijke Zorg team WOL (Wet Op Lijkbezorging).
De gegevens over de overledene zijn zeer summier. Er is sprake van een huisgenoot of een hulp, maar deze heeft te kennen geven niet bij de begrafenis aanwezig te zullen zijn. Het beroep dat de overledene heeft uitgeoefend is niet bekend. Opvallend is dat de man nooit zijn AOW heeft opgevraagd. Begrafenisondernemer Goetzee bericht later op de dag dat de teraardebestelling op woensdag 14 november 2007 om 9.30 uur zal plaatsvinden op de begraafplaats Crooswijk aan de Kerkhoflaan te Rotterdam.
Ik heb Daniël Dee, die bij een volgende eenzame uitvaart de dichter van dienst zal zijn, gevraagd mee te gaan. Samen rijden we naar Crooswijk. Onderweg vertel ik dat de overledene in de Zeisstraat op Zuid is gestorven en dat een goede vriendin van mij Crusifix (inderdaad, met een s) heet en vroeger op de Kerkhoflaan woonde. De dood zit in de woorden.
Bij het hek van de begraafplaats wachten we op de lijkauto. Het is een koude maar heldere ochtend. Omdat dit, zoals gezegd, de eerste 'eenzame uitvaart' in Rotterdam is, melden zich de heren Eric Verstraaten-van Beek, Teamchef Team 3 van Stedelijke Zorg en medewerker Ron Momberg. Ook Chris Vemer van Radio Rijnmond is aanwezig voor een korte reportage die 's avonds wordt uitgezonden, en John van Tiggelen van Boekhandel v/h van Gennep, die een foto van de gebeurtenis voor hun website zal maken. We lopen achter de lijkauto aan regelrecht naar het graf. Ik lees mijn gedicht:

Uitvaart

Mijnheer de Blauw uit de Zeisstraat op Zuid,
Wij hebben elkaar niet gekend, het had gekund,
Dat onze levenspaden zich hadden gekruist
Op enig moment, op zomaar ergens een punt.

Een punt in de tijd, zomaar ergens hier of daar,
In de stad, op een werk, het is misschien ooit
Gebeurd dat wij anoniem en zwijgend elkaar
Zijn gepasseerd, wie weet, je weet het nooit.

Het is niet zo vreemd dat ik u niet heb gekend
Maar dat u voor mij bestaat nu u er niet meer bent,
Is raar op z'n minst: daarom schreef ik deze woorden

Dat is mijn werk, woorden vinden voor een afscheid
Aan een eenzaam graf, een afscheid van de tijd,
De onontkoombare tijd die alleen u toebehoorde.



Ik leg het gedicht op de kist. Als deze is gedaald, verlaten we de plaats van het graf en de begraafplaats en gaat ieder zijns weegs.


zie ook: www.eenzameuitvaart.nl